Brecht, Persoonlijk, Via social media gedeeld, Yvonn

Tienertijd voorbij!

Een beetje aanmodderen.
‘Aanklooien’ zogezegd.
Da’s eigenlijk alles wat ik deed.
Ik had geen geniaal masterplan.
Of zelfs maar een vaag idee.
Ik deed maar wat.
Gewoon.
Een beetje… ja.. wat eigenlijk?
M’n best. Dat wel.
Denk ik. Geloof ik.
Maar de intentie was er.
Echt. Altijd.
Net als de fouten trouwens.
De weinig doordachte acties.
De verkeerde teksten.
Mijn onvermogen.
En soms ook de omstandigheden.
Die natuurlijk nooit een excuus mogen zijn.
Sorry daarvoor.

Maar ik deed maar wat.
Een beetje aanmodderen.
Of ‘aanklooien’ zo je wilt.
Zoals Carmiggelt het ooit treffend beschreef:
‘Als een stakker die in het duister tast.’
Hoofdzakelijk op gevoel.
Zelfs als dat me in de steek liet.
Omdat ik er simpelweg de ballen verstand van had.
(Nog steeds trouwens.)

Al die jaren.
Ze vlogen voorbij.
En ik had ze -uiteraard- nooit willen missen.
Van baby, naar peuter, kleuter en tiener.
Ik kijk er met zoveel plezier op terug.
Maar echt. Ik meen het.
Ik deed ook maar wat.

Maar nu.
Nu vraag ik me af.
Wie droeg nou eigenlijk wie?
Wie nam wie nou bij de hand?
Wie leerde er nou van wie?
Wie wees wie nou helemaal de weg?

Lieve Brecht,
één ding weet ik zeker.
Of eigenlijk: twee dingen!
Ik houd zo gruwelijk veel jou.
Dat houdt nooit op.

Dat jij je tienerjaren achter je laat.
Zoals jij doet.
Mooi. Met zelfkennis. Een ruime blik.
Met ballen.
Met zo veel liefde.
Verantwoordelijk.
Voor en door je eigen keuzes.
Op je eigen pad.
Terwijl ik maar wat aanmodderde.
Een beetje liep aan te klooien, min of meer.
Dan is het toch alleen maar logisch?
Dat ik waanzinnig ape-rete-trots op je ben!

Gefeliciteerd, lievebol!

Standaard
Niet via social media gedeeld, Persoonlijk, Yvonn

Matras

Eindelijk.
Na achttien jaar eenzaam.
Na tien jaar wetenschap.
Besluit ik dat het er maar eens van moet komen.

Je wil niet.
Niet nog eens.
Niet weg van hen.
Niet praktisch ook.

Ik wil niet.
Volhouden.
Nog steeds.
Alweer.
Maar die verantwoordelijkheid al evenmin.

Ik schik in.
Nog steeds.
Alweer.
Tussen bureaustoel en boekenkast.

Na achttien jaar eenzaam.
Na tien jaar wetenschap.
Draai ik me nog eens om.

Standaard
Niet via social media gedeeld, Persoonlijk, Yvonn

Dag huis

Dit bericht las u wellicht al op mijn socials.
Maar ik bedacht dat het hier ook thuishoort..

Dag huis.
De afgelopen maanden raakten we alles aan wat je de afgelopen jaren hebt gehuisvest.
In verschillende categorieën: sowieso naar het nieuwe huis / naar de kringloop / naar de milieustraat / naar nieuwe eigenaren / mag mamma nog even over beslissen.
Alle categorieën tot de nok gevuld.
Tot ze leeg waren.
En het deed me niks.

Al die spullen.
Veel bewaard voor ‘je weet nooit waar je het nog eens voor nodig hebt’.
Verbazing over dat ze er nog waren.
Vaak.
En -uiteraard, begrijp me goed!- dankbaarheid dat we ze konden uitzoeken om ze naar het nieuwe huis van mijn moeder te brengen waar zij zich in alle rust comfortabel kan gaan voelen.

Maar al die spullen.
Ze waren niet van mij.
Niet meer.
Of helemaal nooit geweest.
Het huis was al heel lang niet meer mijn thuis.
Ik ben het ontgroeid. Doorgegaan.
De herinneringen die aan spullen zouden kunnen kleven, waren al veel eerder verhuisd.
Naar een veilig plekje.
In mij.

En toen waren ‘opeens’ alle spullen weg.
Bij de kringloopwinkel staat misschien nog een stapel toffe retro fondueborden, de oude naaimachine heeft een mooi plekje bij iemand die er zò blij mee was en mijn moeder geeft al haar spulletjes een nieuw plekje (of vraagt ons ze alsnog weg te doen….).
Het huis is leeg.
Mijn eigen schroevendraaiers zijn weer thuis, het laatste afval is opgehaald, de emmer met schoonmaakspullen staat weer in de auto van mijn zus.

Het huis is leeg.
En opeens wil ik nog een laatste rondje.
Om een laatste blik te werpen.
Op mijn jeugd.
Die opeens overal is.

Dag huis.

Standaard
Finance, Via social media gedeeld, Yvonn

Beoordelingsgesprek

Het loopt al behoorlijk tegen het eind van de zomervakantie als de echtgenoot opeens tussen neus en lippen door min-of-meer voorstelt om weer een kat in huis te nemen.
Ik verslik me bijna in mijn verantwoorde vleesvervanger.
Jarenlang was de echtgenoot heel stellig in zijn mening dat huisdieren heel leuk zijn. Bij anderen. Jarenlang heb ik dat gesteund. Vertelde over de slechte combinatie van een zwaar verharende kat en twee tijgerende dreumesen. Draaide natuurlijk het standaardverhaal af dat -nog voor het spreekwoordelijke puntje bij het paaltje zou komen- de ouders toch weer voor de verzorging zouden opdraaien. Jarenlang verkondigden de dochters verongelijkt dat zij later, als ze op zichzelf wonen, absoluut zeker weten écht wel een hond of kat zullen nemen. En net nu iedereen zich ongeveer bij de huisdierloze status heeft neergelegd, lijken de kansen te keren.
Even denk ik dat ik het verkeerd verstaan heb, maar dan zie ik dat de dochters ook met stomheid geslagen naar hun vader kijken. Snel check ik of hij misschien een zonnesteek heeft opgelopen. Of dat hij de afgelopen uren misschien te weinig heeft gedronken. Maar dan wissel ik wat blikken met de meiden: we moeten nù toeslaan.
Met name mijn jongste dochter kan vervolgens haar enthousiasme nauwelijks onder stoelen of banken steken als blijkt dat haar vader inderdaad op wonderbaarlijke wijze van mening is veranderd. Mijn zoon is daarentegen niet erg enthousiast en de meiden zien de kat alweer aan hun neus voorbij gaan. Ik sluit echter niet uit dat hun broer gewoon nog even moet wennen aan het idee en neem niet veel later -gewoon zomaar, uiteraard!- toch even een kijkje op de website van het plaatselijke dierenasiel.
Nog geen week later loopt Freek, een kat van waarschijnlijk ruim anderhalf jaar oud die eerder dit jaar zwervend en vermagerd in een stadspark is aangetroffen, voorzichtig onze huiskamer in.   

Dat voorzichtige is er al snel af en binnen de kortste keren heeft Freek alle hoekjes en gaatjes van ons huis opgezocht (en schoongemaakt, getuige de spinrag in zijn snorharen); weet hij van wie en hoe laat hij eten krijgt; staat hij ons op te wachten als we thuis komen en verkiest hij op dagen dat ik thuis werk uiteraard mijn toetsenbord tot het lekkerste plekje van het huis.
Vanaf die plek las hij inmiddels de artikelen uit de vorige Nieuwsbrief, luisterde hij geïnteresseerd naar werkplek-ambassadeurs die via Teams citrix-loos werken bespreken, zocht hij naar een verklaring voor de activering van gemuteerde leasecontracten en vond hij een gaatje in mijn agenda voor een gesprek met de accountants die hun interim-controle houden. En ik ga ervan uit dat het uit privacyoverwegingen was dat hij een poot voor zijn ogen sloeg toen ik mijn loonstrook van oktober opende.

Ik zit echter zonder Freek op kantoor in Utrecht als ik een afspraak voor mijn beoordelingsgesprek accepteer. Precies op dat moment word ik gebeld door een mevrouw van het dierenasiel om een afspraak te maken voor een huisbezoek in het kader van de nazorg.
Ik wist dat deze afspraak vast onderdeel is van het zogeheten adoptietraject en ik kijk er dus niet van op maar in mijn achterhoofd dringt het officiële contract dat ik heb getekend zich op. En dan met name dat ene punt. Iets over de mogelijkheid tot ontbinding van het contract. Door het asiel.
Hoewel ik snap dat het hier over extreme situaties gaat, ben ik me ernstig bewust van het belang van een goede indruk. Maar ik ken mezelf. Ik zou nog wel eens een verkeerde grap op het verkeerde moment kunnen maken.
En ik denk wel dat Freek in zijn weken bij ons al zichtbaar dikker is geworden, maar is dat wel écht zo? En vorige week stond Freek te blazen naar de buurkat aan de andere kant van het raam; misschien is het beter als hij dat niet doet als die mevrouw er is? Of ja, nee,.. zul je zien dat hij opeens heel angstig onder de bank gaat zitten terwijl hij er doorgaans relaxed opgerold bovenop ligt. Als ik thuis kom en Freek luid mauwend een sprintje trekt naar de voerbak die ik -naar zijn mening- moet vullen, realiseer ik me dat ik hem niet hoef te vragen om een feedbackformulier in te vullen; ik zal het echt zelf moeten doen.

Ik zorg dus voor een extra lekker koekje bij de koffie, schud het kussentje in de kattenmand nog even extra op en laat quasi-achteloos nog wat speelgoedmuizen in de kamer slingeren. Ik blijf mezelf vertellen dat ik me heus geen zorgen hoef te maken maar ik kan niet voorkomen dat ik toch echt een tikje zenuwachtig ben als de asielmevrouw aanbelt.
Pas als zij lijkt te concluderen dat Freek het goed heeft bij ons en alle hokjes achter de voorwaarden op haar formulier afvinkt, kan ik weer echt ontspannen. (Om overigens prompt gekscherend tegen Freek te zeggen dat we hem nu met een gerust hart kunnen opsluiten in het schuurtje…)
De volgende dag ontvang ik per mail de bevestiging: het adoptietraject is afgerond. Tijdens het huisbezoek is gebleken dat we goed voor Freek zorgen.
Als ik het -toch enigszins opgelucht- thuis vertel, is het mijn zoon die ons huisdier liefdevol staat te aaien. Nuchter merkt hij op dat we dat toch zeker zelf ook wel wisten. Om vervolgens toe te geven dat ook hij blij is met de bevestiging: Freek mag blijven!

Standaard
Niet via social media gedeeld, Persoonlijk, Yvonn

House for sale – maar dan anders

Gejat van mijn eigen Facebook.
Omdat ik daar natuurlijk weer niet gewoon een link van funda kon delen, maar er weer tekst bij kwijt moest….


Het is niet het huis waar mijn wieg stond.
Wel het huis waarvandaan ik naar kleuterschool, lagere school, middelbare én vervolgopleiding ging.
Het huis dat we kochten van een ‘oude mevrouw’. Waar nog heel lang haar behang op de muur zat. En haar vloerbedekking op de vloer lag.
Het huis waar mijn vader menige zaterdag in de weer was met schrootjes, zolderkamers, keukens, badkamer en schuurtjes. Om maar wat te noemen.
Het huis waar ik speelde met playmobil en ministeck.
Het huis waar ik keek naar Bolke de Beer, Ren je Rot, Stuif ’s in, De familie Knots, Fred Oster, Ted de Braak en Chiel Montage.
In zwart/wit. Op een televisie waar ik naar toe liep om het geluid harder te zetten. Of op die ene andere Nederlandse zender.
Waar ik al op bed moest liggen als Dallas kwam.
Het huis waar mijn moeder mijn verjaardagsfeestjes organiseerde.
Het huis waar we op zaterdagavond een broodmaaltijd aten; waar we op zondag spelletjes speelden. Nadat we naar de kerk waren geweest. Of naar oma. Of allebei.
Waar we de top 50 opnamen op cassettebandjes en oude single’tjes draaiden op een oude pick-up.
Waar alle slaapkamers ooit ‘de mijne’ waren.
Het huis waar ik ‘goedemorgen’ zei tegen mijn vader als hij zijn bed uit kwam op het moment dat ik ongeveer thuis kwam na het stappen.
Het huis waar mijn vader bijna zeventieneneenhalf jaar geleden de deur achter zich dicht trok, wegfietste en onwetend was dat hij nooit meer terug zou komen.
Het huis waar mijn moeder afgelopen zomer beaamde dat het waarschijnlijk beter was om kleiner en gelijkvloers te gaan wonen.

Mijn moeder verhuist.

Andere mensen kunnen gaan verbouwen, slopen, behangen en/of verven.
Zonnepanelen aanbrengen, een warmtepomp ophangen, een open haard aanbrengen.
Andere kinderen kunnen hier opgroeien. Andere mensen mogen hier hopelijk gezond oud worden.

Het huis met zo (verrassend) veel ruimte.
Met nog meer uitbouwmogelijkheden.
Met een doucheruimte op zolder.
Dichtbij uitvalswegen, scholen, centrum, station (en mij!)
Het huis van mijn jeugd.
Het huis waar menige herinnering van mij zich afspeelt.
Het staat te koop.

Standaard
Brecht, Finance, Ik geef toe: met een beetje fantasie...., Madelief, Niet via social media gedeeld, Yvonn

In de tas!

Om meteen maar even terug te komen op mijn laatste column in de Finance Nieuwsbrief van mei: de keuze om op vrijdag de dertiende om dertien over dertien mijn oudste dochter niet te attenderen op het tijdstip waarop ze haar geluksritueel kon uitvoeren, was duidelijk niet de juiste.
Toen zij begin juni het bericht kreeg dat ze niet geslaagd was voor haar eindexamen, wist ik meteen dat dat het gevolg was van mijn verkeerde keuze. Ik had op die ongeluksdag natuurlijk juist wél ‘dertien dertien’ moeten roepen naar de kamer achter mij. Dan was het allemaal heel anders afgelopen.
En als dat het niet was, dan kwam het wel omdat ik een positieve uitslag had ‘gejinxt’ door vlak voor Koningsdag te zorgen dat wij ook eindelijk eens een vlag in huis hadden én die vervolgens op die feestdag helemaal niet uit te hangen.
Dan vraag je er natuurlijk ook om.
Dus terwijl ik probeerde mijn dochter moed in te praten, voelde ik me eigenlijk alleen maar vreselijk schuldig.

De dochter stak daarentegen -spreekwoordelijk- haar hand in eigen boezem en nam de volledige verantwoordelijkheid door te erkennen dat ze het hele jaar wel érg weinig tijd aan haar schoolwerk had besteed. Iets met een combinatie van motivatieproblemen die ouders van veel leetijdgenoten herkennen en een enorme drive om als jongvolwassene te genieten van leven in een wereld die steeds verder open gaat. Maar wel vollledig haar eigen schuld. Aldus oudste dochter.
Tussen een reeks van ‘mental breakdowns’ door, boog ze zich één weekend nogmaals over haar boeken en deed direct na dat weekend twee herexamens.
En waar ze na de eerste poging de kracht van positief denken duidelijk had overschat, daar ging ze er nu al van uit dat ze het examenjaar nog eens over zou moeten doen.

Terwijl zij zich neerlegde bij gewijzigde toekomstplannen op korte termijn, keek ik, samen met velen van u, tijdens de One Finance bijeenkomst naar een filmpje over hoe de wereld er in 2035 uit zou kunnen zien.
Hoewel ik mezelf allerminst een ‘early adapter’ zou willen noemen, kan ik me bij de meeste beelden wel iets voorstellen.
Voorlopig ben ik echter nog gewoon enthousiast over de mogelijkheid om mijn laptop ook op kantoor met een simpel kabeltje aan te kunnen sluiten op een extra scherm om dan meteen verder te kunnen werken waar ik een uur eerder thuis nog in bezig was.
Omdat ik inmiddels al een tijdje op deze manier werk, had ik zelf al gezorgd voor een tas waar mijn laptop in past én droog in blijft tijdens mijn woon-werkverkeer waarbij een hyperloop vooralsnog geen rol speelt en ik nog niet tussen lange rijen zelfsturende auto’s door kan lopen.
De NS-laptoptas die de deelnemers aan de huisvestingspilot op LvP7 alvast werd aangeboden, liet ik daarom aan anderen.

Toen een paar dagen later mijn jongste dochter door een fikse regenbui naar huis kwam, zag ik haar haar boeken en laptop afdrogen omdat ze die in niets meer dan een dun linnen tasje had meegenomen op de fiets. En volgens mij keek zij op haar beurt naar mijn droge laptop en mijn tas. En ik sloot niet uit dat zij die tas -als ik even niet zou kijken- opeens zou gaan gebruiken.
Uit voorzorg nam ik daarom toch maar een NS-tas mee. Dat ik in ieder geval iets had om mijn laptop in te doen terwijl haar boeken in mijn tas zouden zitten.
Het bleek niet nodig.
Madelief -die echt zelf ook ergens een meer geschikte tas heeft liggen- besloot de tas van haar zus in gebruik te nemen. Die zou hem voorlopig immers toch niet nodig hebben.

Tot afgelopen vrijdag.
Toen bleek dat oudste dochter toch alsnog was geslaagd. (Jeuj.)
Tas werd met de vlag gehesen en gisteren gebruikte de jongste dochter opnieuw het linnen tasje om al haar boeken in te stouwen om ze te gaan inleveren. Het ging immers toch niet regenen en het paste bovendien prima, zo zei ze terwijl ik de eerste naden zag barsten.
Zij is inmiddels over naar haar examenjaar en hoewel de ontwikkelingen misschien sneller gaan dan ik nu kan voorzien, sluit ik niet uit dat het linnen tasje dat hele jaar gebruikt zal worden.
Als het tasje besluit voortijdig uit elkaar te vallen, hebben we altijd nog een fraaie gerecyclede NS-tas om volgend jaar aan de vlag te hangen!

Oh. En nu heb ik een positieve afloop opnieuw gejinxt…..
Nou, fijne zomer dan maar!!

Standaard
Brecht, Finance, Joep, Via social media gedeeld, Yvonn

Bijgelovig

Op de werkplek op kantoor die ik me voor de dag wil toe-eigenen, vind ik een uitnodiging voor een vrijdagmiddagborrel, compleet met een zakje mosterd voor bij de smaakvol afgebeelde bitterbal.
De uitnodiging is voor hen die het aandurven om te komen werken op vrijdag de 13e.
Terwijl ik mijn laptop inplug -die vervolgens zichtbaar moeite doet om me hier in ander licht dan thuis het geval is te herkennen-, leg ik de uitnodiging opzij. Tijdens ‘het oude normaal’ was de vrijdag al een vaste thuiswerkdag en ik verwacht niet dat dat in het nieuwste of een toekomstig normaal anders zal zijn. Maar het is niet de datum waarom ik voor de uitnodiging bedank; bijgeloof is zeg maar niet mijn ding. Denk ik.

Een paar uur later hebben een aantal collega’s de uitnodiging inmiddels bekeken maar ligt deze nog steeds op het bureau naast dat waar ik aan werk.
Voor een afspraak die ik graag op kantoor zou plannen, wil ik in GoBright een geschikte vergaderruimte zoeken. Om met de authenticatiecode te bevestigen dat ik het ben die op mijn werkplek inlogt, pak ik mijn telefoon en mijn oog valt op het tijdstip: tien over tien.
Meteen dwalen mijn gedachten af naar mijn oudste dochter en zoon. Zij hangen namelijk wel een bijgeloof aan. Bij een tijdstip als dit moeten ze -lach niet- de binnenkant van hun polsen aanraken. Omdat dat geluk brengt. Zeggen ze.
Dus waarschuwen ze elkaar met een gehaast ‘eenentwintig eenentwintig!’ of ‘zeventien zeventien!’ om vervolgens allebei snel achter elkaar beide polsen aan te raken. Degene die gewaarschuwd wordt, controleert alvorens tot actie over te gaan nog snel even op eigen telefoon of laptop of het wel klopt. Op het verkeerde moment deze handeling uitvoeren is namelijk juist weer vragen om moeilijkheden.
Zeggen ze ook.
Mocht de geluksminuut na de tijdscontrole inmiddels zijn verstreken, dan gaan de schouders teleurgesteld omlaag. Een kans op levensgeluk is dan immers door de vingers geglipt. Maar alsof het om een totaal mislukte voorzet in een belangrijke voetbalwedstrijd gaat, wordt er nog wel vriendelijk bedankt voor de waarschuwing om aan te geven dat de inzet op prijs wordt gesteld.
Uiteraard is het van belang om het ritueel op zoveel mogelijk tijdstippen van een dag uit te voeren. Des te groter de kans op geluk.
Dat klinkt op zich wel logisch. Vind ik. Maar toch. Daardoor voeren ze dit ritueel ook uit als ze niet thuis en/of in ander gezelschap zijn. Een beetje stiekem. Omdat het er misschien toch een beetje vreemd uit ziet. Het naar elkaar roepen laten ze dan overigens achterwege. Gelukkig.

Vraag me niet hoe ze er ooit op gekomen zijn; ik zou het echt niet weten. Wat ik wel weet is dat ze het inmiddels al een paar jaar (!) volhouden. In eerste instantie deed jongste dochter ook mee, maar waar ik hoopte dat het bij de andere twee ook snel zouden overwaaien, zat ik er helaas naast.
Ik heb al meer dan eens gevraagd welk geluk ze door deze tic al ten deel is gevallen maar het antwoord daarop is -uiteraard- dat ze dat niet kunnen zeggen omdat ze niet weten wat ze zouden hebben meegemaakt als ze het niet deden.
Ik heb ook meer dan eens gekscherend en enigszins hysterisch een totaal andere tijd door het huis geroepen ‘Twaalf drieëntwintig!’, ‘Negentien zesenvijftig!’ maar dat vonden ze dan -gek genoeg- weer helemaal niet leuk. Maar geen reden om te stoppen met hun gewoonte; ze doen het nog steeds.
Het gevolg is dat ik ondertussen dusdanig ben afgericht dat ik geen tijdstip met dubbele cijfers meer voorbij kan zien komen zonder voor hen te hopen dat ze die ook zien. En ik kan niet ontkennen dat het een soort van ‘satisfying’ is om ’11:11’ of ’22:22’ op een display te zien verschijnen.

Inmiddels bevindt de oudste dochter zich in een situatie waarin een beetje geluk geen kwaad kan en terwijl zij zich in de kamer naast mijn werkkamer buigt over oefenexamens, heb ik mezelf al een paar keer betrapt op het roepen van de gelukstijdstippen om vervolgens van twee kanten ‘Bedankt!’ te horen.
Op de dag van de borrel heeft Brecht tot haar geluk geen enkel examen op het programma staan. Al thuiswerkend zie ik aan het begin van de middag onder aan mijn beeldscherm dat het ‘dertien dertien’ is en wil ik dit al bijna in een soort reflex naar de kamer naast mij roepen. Net op tijd realiseer ik me dat het in combinatie met het feit dat het vrijdag de dertiende is, misschien helemaal niet zo’n gunstig tijdstip is en weet me op het laatste moment in te houden.
Of dat de beste keuze was, weten we over een paar weken.

Persoonlijk weet ik nog niet wat beter is: zal ik de tijd van de zogeheten ‘examenreis’ van de dochter gebruiken om af te kicken van dit bijgeloof? Of is het verstandiger om juist dan heel veel geluk proberen af te dwingen?
Ik ben er nog niet uit. Maar mocht u me op kantoor als in een reflex toch opeens ‘Tien Tien!’ horen roepen over de verdieping, spreekt u me daar dan vooral op aan.
Alstublieft?

Standaard
Bla Bla Bla, Finance, Ook zoiets, Via social media gedeeld, Yvonn

Vrouw zoekt column

Zo snel als twee jaar geleden de kalender in de keuken werd leeg geveegd omdat het leven, gelijk met het land, “op slot” ging, zo snel is ‘ie weer gevuld geraakt sinds het leven weer “open” is.
Bij mijn jongste dochter staat sinds lange tijd weer een schoolfeest én een schoolkamp gepland waar met de nodige voorpret naar uitgekeken wordt. En ook voor mijn zoon staan er schoolexcursies op het programma, net als voetbalwedstrijden waar hij in stadions naar gaat kijken.
Maar met name de vakjes waarin de dagbesteding van mijn oudste dochter staan, zijn over het algemeen rijkelijk gevuld. Waar dat voorheen vooral werk en sportactiviteiten betrof, zijn er nu ook steeds meer feestjes met een exponentieel groeiende vriendengroep. Feestjes waar de anderhalve meter -die diezelfde oudste dochter ruim anderhalf jaar lang nauwlettend in de gaten hield- wordt teruggebracht naar minder dan anderhalve millimeter. Ongeveer.
Alsof er iets ernstig moet worden ingehaald.
In verband met de eindexamens die volgende maand op haar programma staan, heeft ze voor de komende weken echter vrijwel niks gepland. Volledig overtuigd van het nut of de noodzaak daarvan, lijkt ze echter nog niet helemaal; hooguit als het is om de tijd die daardoor ontstaat te kunnen gebruiken om zich -uiteraard met vrienden- uitgebreid online te verheugen op wat er daarna zou moeten komen; deels al gepland; deels vooralsnog gehoopt.

Ook mijn deel van de kalender is weer beter gevuld.
Want ook ik kom weer bij meer mensen over de vloer, spreek weer dingen af en ben weer supporter bij de sportwedstrijden van mijn kinderen. Om maar wat dingen te noemen.
Maar ook in mijn werkagenda zijn een paar dingen veranderd. Omdat ik bij nieuwe en/of andere projecten betrokken ben, maar zeker ook omdat ik over het algemeen weer twee dagen per week naar kantoor ga. Ik plan sommige dingen met opzet op dagen dat ik in Utrecht ben, of ik gebruik een dag dat ik thuis ben juist om de spreekwoordelijke meters te maken voor dat ene dat ik nog wil of moet doen.
En ik bereid thuis dingen voor waarvan ik heb ontdekt dat je die op kantoor nou eenmaal wel doet terwijl je die al thuiswerkend niet deed.

Zo besloot ik al een paar weken geleden dat ik eigenlijk gewoon fan van Maud ben. Ook als ze -met muts- pas als het keuzemoment er aan komt een brief schrijft terwijl ze een podcast opstuurde toen ze besloot te schrijven voor Evert. Om haar authenticiteit. En ik kijk nog eens extra goed naar de handen van Evert. Zijn het echt van die ‘knotsen’?
Ik beredeneer als de eerste-de-beste psycholoog-van-de-koude-grond dat Janine weg loopt voor dat wat ze het liefste wil en riep meermaals ‘Wegwezen daar!’ naar Sonja die de verliefdheid nou eenmaal niet als een simpele vingerknip kan aanzetten voor de tenenkrommende Rob. Ik verzucht ‘Ja, duh..’ als Jouke zijn keuze voor Karlijn publiekelijk maakt en ik neem me voor nog minstens één keer tegen iemand iets te zeggen in de trant van ‘Dat is goed, Dinie..eh.. Annie.. eh… Annette!’ en te reageren met ‘Wablief’ als iemand vraagt wat ik daar van vond. En als je dat niet leuk vindt, geef ik maar een 6,5 voor humor.

Om ook koffie te kunnen drinken met collega’s die de boeren links laten liggen, vraag ik me aan wat ‘Dat gaat ‘m niet worden’-Jan in vredesnaam tegen Brigitte gezegd heeft in het vliegtuig dat ze hem nu zo alleen laat bij de bagageband. En ik psychologiseer ook hier. Nog voor de experts dat deden. Dat Kim nog niet voldoende over haar oude relatie heen is om Antoine een eerlijke kans te geven. Ik irriteer me steeds meer aan de giecheltjes van Rowan in het bijzijn van Astleigh maar hoop stiekem dat de polonaise door de voortuin van Astrid met een onwennige Sander nog een keer wordt herhaald. Ik vraag me af of Sonny nog steeds te pas en te onpas met de vingers van zijn opgestoken hand gaat wiebelen en roept ‘Ik heb een man!’. Ik mopper op Joep om zijn gedrag en houding ten opzichte van Caroline en hoop toch dat Arjan inmiddels weer een beetje over straat kan nu Maurice het gezellig lijkt te hebben met Arjan… eh…Dennis!

Ik probeer overigens uiteraard ook het “gewone nieuws” te volgen zodat het ook daar over kan gaan in de pantry. Maar voor een inhoudelijke bijdrage over andere televisieprogramma’s moet ik u naar andere collega’s verwijzen en zal ik slechts geïnteresseerd toehoorder zijn. Want om eerlijk te zijn: ik heb het alweer te druk om alles te volgen. 
En ik wil eigenlijk ook nog een column schrijven….

Yvonn

Standaard
Finance, Ik geef toe: met een beetje fantasie...., Via social media gedeeld, Yvonn

Kleine dingen

Met het weer naar kantoor gaan is ook mijn korte ochtendwandeling weer terug.
Ging ik een jaar of zes geleden als gevolg van een lekke band noodgedwongen lopend naar het station, daar werd het -met name door gebrek aan een fijne fietsenstalling bij het station- al snel een goede nieuwe gewoonte. Ondanks mijn inmiddels geplakte band. En ook nu het station is voorzien van betere fietsenstallingen verkies ik het wandelingetje boven het fietsritje.
In de straat groet een buurtbewoner die haar honden vroeg uitlaat me vriendelijk; op het dan nog rustige kruispunt laat de buschauffeur van lijn 999 naar ‘Geen dienst’ me voorgaan en de vrolijk neuriënde krantenbezorger steekt zijn hand naar me op.
Maar dan moet het leukste nog komen.
In het park, waar fietsen je wel erg lastig wordt gemaakt -waarschijnlijk omdat het niet mag- fluiten de vogeltjes alsof het een lieve lust is. Ook in januari. Ik hoor ze ook in mijn eigen straat. Maar hier zijn ze met meer en zingen ze harder. Ze overstemmen met gemak het geluid van de scooter een stukje verderop waarvan de bestuurder lijkt te proberen nog voor het licht thuis te komen. Voor me waggelen wat eenden op de maat van het ene vijvertje naar het andere terwijl een groepje waterkippen al ruzie aan het maken is.

Maar ik gebruikte de voorjaarsvakantie als excuus om mijn net weer opgepakte schema van twee dagen per week werken op kantoor een weekje links te laten liggen. Ik blijf ’s morgens wat langer liggen; neem ruim de tijd om te lunchen en neem me in ieder geval voor om ’s middags wat eerder te stoppen. Nu het jaarverslag is afgerond, neem ik even de tijd om overzicht te krijgen over de werkzaamheden en taken die de eerste maanden van het jaar wat minder aandacht kregen of simpelweg waren blijven liggen.

Kennelijk ging deze tijdelijke ‘flow’ me zo makkelijk af dat ik het nogal ruim toepaste want tegen de tijd dat het weekend voor de deur stond, stuit ik op een berg wasgoed die tot ongekende recordhoogte is gegroeid. Terwijl ik even niet oplette, hadden een paar mensen kennelijk extra diensten vakkenvullen gedraaid; extra sporttrainingen en -wedstrijden gehad; feestjes bezocht; een keer of 26 gedoucht en het nodig geacht zich een keer of drie per dag om te kleden. Zoiets moet het geweest zijn.
Omdat we toch echt hebben afgesproken dat van alle huishoudelijke taken de beklimming van ‘Mount Washmore’ mijn verantwoordelijkheid is, sta ik me nog even serieus af te vragen of ik misschien een paar weken niets aan deze specifieke taak heb gedaan, maar ik herinner het me toch echt anders. Veel tijd om te twijfelen krijg ik trouwens niet want de vraag of die ene broek en dat andere shirt (“je weet wel; die ene”) al schoon zijn, wordt vrij dwingend gesteld. Compleet met specificatie van waar en wanneer desbetreffende broek en shirt voor het laatst gedragen zijnvoor ze vervolgens écht écht écht gelijk in de was gedaan zijn. De toevoeging “Dus die had ik zo onderhand wel schoon en gevouwen terug kunnen hebben.” wordt niet uitgesproken dus ik doe net of ik die niet hoor, maar ik kijk wel extra triomfantelijk als ik de broek ergens van onder op de stapel ‘nog op te vouwen’ vandaan tover. Het shirt in kwestie kost me wat meer tijd, maar die haal ik uiteindelijk in de vorm van een prop uit het hoekje van het dekbedovertrek dat nog in de droger zat.
Meer overzicht is niet nodig; het is vrij duidelijk wat me te doen staat en ik stort me op een marathon van sorteren, wassen, drogen, vouwen.  

Als ik zondag aan het einde van de middag alleen nog de gebruikelijke eenzame sokken over heb (waarvan ik de tweede sok natuurlijk pas vind zodra ik deze eerste exemplaren heb weggegooid…) en de nieuwe berg die -als altijd- alweer ontstaat, simpelweg ontken, ben ik eigenlijk best trots op mezelf. En ik wil daar eigenlijk best even over opscheppen tegenover de overige wasgoed-leveranciers. Maar waar ik twee jaar geleden op deze plek nog schreef over de gesprekken tijdens de avondmaaltijd die werden gedomineerd door corona, daar is ook nu de huidige toestand in de wereld één van de terugkerende onderwerpen van gesprek. Zorgen, maar ook positieve gevoelens over solidariteit en hulpacties worden benoemd.
Maar de behoefte om het gesprek op mijn ongekende prestatie te brengen, verdwijnt snel.

Als ik de volgende dag weer van een vroege wekker wakker wordt en vrijwel gedachteloos het ochtendritueel uitvoer en de luxe heb om in frisse, schoongewassen kleren te stappen, is het de ochtendkrant die me opnieuw met mijn neus op de feiten drukt. In gedachten verzonken, wandel ik naar het station. De hondenuitlaatster, de buschauffeur en de krantenbezorger; ik geloof dat ik ze heb gemist.
Pas in het stadspark valt het me op hoe licht het al weer is en verschijnt er een glimlach op mijn gezicht.
Het gekwetter kan me simpelweg niet ontgaan! 
De vrolijkheid spat er af en werkt zeer aanstekelijk.
Het lijkt alsof de vogeltjes met veel meer zijn dan twee weken geleden en bovendien een wedstrijdje doen wie het hoogste lied kan zingen.
Natuurlijk weet ik dat het vogeltjes zijn. Onwetende vogeltjes.
Maar toch vraag ik me af; zou het winnende vogeltje misschien zojuist een enorme berg wasgoed hebben opgevouwen?

Standaard