Finance, Ik geef toe: met een beetje fantasie...., Via social media gedeeld, Yvonn

Kleine dingen

Met het weer naar kantoor gaan is ook mijn korte ochtendwandeling weer terug.
Ging ik een jaar of zes geleden als gevolg van een lekke band noodgedwongen lopend naar het station, daar werd het -met name door gebrek aan een fijne fietsenstalling bij het station- al snel een goede nieuwe gewoonte. Ondanks mijn inmiddels geplakte band. En ook nu het station is voorzien van betere fietsenstallingen verkies ik het wandelingetje boven het fietsritje.
In de straat groet een buurtbewoner die haar honden vroeg uitlaat me vriendelijk; op het dan nog rustige kruispunt laat de buschauffeur van lijn 999 naar ‘Geen dienst’ me voorgaan en de vrolijk neuriënde krantenbezorger steekt zijn hand naar me op.
Maar dan moet het leukste nog komen.
In het park, waar fietsen je wel erg lastig wordt gemaakt -waarschijnlijk omdat het niet mag- fluiten de vogeltjes alsof het een lieve lust is. Ook in januari. Ik hoor ze ook in mijn eigen straat. Maar hier zijn ze met meer en zingen ze harder. Ze overstemmen met gemak het geluid van de scooter een stukje verderop waarvan de bestuurder lijkt te proberen nog voor het licht thuis te komen. Voor me waggelen wat eenden op de maat van het ene vijvertje naar het andere terwijl een groepje waterkippen al ruzie aan het maken is.

Maar ik gebruikte de voorjaarsvakantie als excuus om mijn net weer opgepakte schema van twee dagen per week werken op kantoor een weekje links te laten liggen. Ik blijf ’s morgens wat langer liggen; neem ruim de tijd om te lunchen en neem me in ieder geval voor om ’s middags wat eerder te stoppen. Nu het jaarverslag is afgerond, neem ik even de tijd om overzicht te krijgen over de werkzaamheden en taken die de eerste maanden van het jaar wat minder aandacht kregen of simpelweg waren blijven liggen.

Kennelijk ging deze tijdelijke ‘flow’ me zo makkelijk af dat ik het nogal ruim toepaste want tegen de tijd dat het weekend voor de deur stond, stuit ik op een berg wasgoed die tot ongekende recordhoogte is gegroeid. Terwijl ik even niet oplette, hadden een paar mensen kennelijk extra diensten vakkenvullen gedraaid; extra sporttrainingen en -wedstrijden gehad; feestjes bezocht; een keer of 26 gedoucht en het nodig geacht zich een keer of drie per dag om te kleden. Zoiets moet het geweest zijn.
Omdat we toch echt hebben afgesproken dat van alle huishoudelijke taken de beklimming van ‘Mount Washmore’ mijn verantwoordelijkheid is, sta ik me nog even serieus af te vragen of ik misschien een paar weken niets aan deze specifieke taak heb gedaan, maar ik herinner het me toch echt anders. Veel tijd om te twijfelen krijg ik trouwens niet want de vraag of die ene broek en dat andere shirt (“je weet wel; die ene”) al schoon zijn, wordt vrij dwingend gesteld. Compleet met specificatie van waar en wanneer desbetreffende broek en shirt voor het laatst gedragen zijnvoor ze vervolgens écht écht écht gelijk in de was gedaan zijn. De toevoeging “Dus die had ik zo onderhand wel schoon en gevouwen terug kunnen hebben.” wordt niet uitgesproken dus ik doe net of ik die niet hoor, maar ik kijk wel extra triomfantelijk als ik de broek ergens van onder op de stapel ‘nog op te vouwen’ vandaan tover. Het shirt in kwestie kost me wat meer tijd, maar die haal ik uiteindelijk in de vorm van een prop uit het hoekje van het dekbedovertrek dat nog in de droger zat.
Meer overzicht is niet nodig; het is vrij duidelijk wat me te doen staat en ik stort me op een marathon van sorteren, wassen, drogen, vouwen.  

Als ik zondag aan het einde van de middag alleen nog de gebruikelijke eenzame sokken over heb (waarvan ik de tweede sok natuurlijk pas vind zodra ik deze eerste exemplaren heb weggegooid…) en de nieuwe berg die -als altijd- alweer ontstaat, simpelweg ontken, ben ik eigenlijk best trots op mezelf. En ik wil daar eigenlijk best even over opscheppen tegenover de overige wasgoed-leveranciers. Maar waar ik twee jaar geleden op deze plek nog schreef over de gesprekken tijdens de avondmaaltijd die werden gedomineerd door corona, daar is ook nu de huidige toestand in de wereld één van de terugkerende onderwerpen van gesprek. Zorgen, maar ook positieve gevoelens over solidariteit en hulpacties worden benoemd.
Maar de behoefte om het gesprek op mijn ongekende prestatie te brengen, verdwijnt snel.

Als ik de volgende dag weer van een vroege wekker wakker wordt en vrijwel gedachteloos het ochtendritueel uitvoer en de luxe heb om in frisse, schoongewassen kleren te stappen, is het de ochtendkrant die me opnieuw met mijn neus op de feiten drukt. In gedachten verzonken, wandel ik naar het station. De hondenuitlaatster, de buschauffeur en de krantenbezorger; ik geloof dat ik ze heb gemist.
Pas in het stadspark valt het me op hoe licht het al weer is en verschijnt er een glimlach op mijn gezicht.
Het gekwetter kan me simpelweg niet ontgaan! 
De vrolijkheid spat er af en werkt zeer aanstekelijk.
Het lijkt alsof de vogeltjes met veel meer zijn dan twee weken geleden en bovendien een wedstrijdje doen wie het hoogste lied kan zingen.
Natuurlijk weet ik dat het vogeltjes zijn. Onwetende vogeltjes.
Maar toch vraag ik me af; zou het winnende vogeltje misschien zojuist een enorme berg wasgoed hebben opgevouwen?

Standaard

Plaats een reactie